Image Alt

Verhalen

Bushmen

Kirrend plukken razendsnelle handen ‘dingen’ uit de struik. Ze lachen met elkaar en stoppen handenvol van, wat we nu zien, een soort besjes zijn in de mond. Het eten, het snoepgoed groeit hier aan de bomen. Lachend trekken ze van struik naar struik, merkwaardig genoeg, alsof wij niet bestaan, alsof ze alleen zijn. De mannen hebben een lendenlapje voor, de dames een ontbloot bovenlichaam, de kinderen zijn lekker in het blootje. We zijn voor een paar dagen de gast van de Bushmen, Bosjesmannen vinden we niet de eretitel die ze verdienen.

Immers de overlevering leert dat wij allemaal nakomelingen zijn van deze stam, van de Bushmen. Heerlijk zachtaardige mensen die altijd lachen en vriendelijk zijn, je opnemen alsof je hun broer of zus bent. Hun gemiddelde lengte is maar 150-160 cm, maar hun volgroeide lichamen, niet zwart maar chocoladebruin (‘de zwarte negers haten ons’) en komen overeen met de bouw van een prépuber. Ze zijn smal in de schouders en hun lichamen hebben geen breedte. Volwassen mannen hebben het lichaam van een 12 jarige blanke. Er zijn nog 3000 van deze Bushmen in Namibië, waar er maar een 500 leven zoals de voorouders van hun voorouders. Wij zijn in een dorp waar 300 van deze mensen hun voorouders eren door volgens hun gewoonten te leven. Een soort Levend Museum.

De eerste dag bouwen we onze eigen hut, zoeken takken en boren gaten in de zachte grond. Het lijkt oorspronkelijk nergens op, maar als we het gras in lagen over de takken leggen is er zowaar een hut ontstaan. De mannen zoeken het hout, de vrouwen hebben traditioneel de taak de hut te bouwen. Een goeie hut kost een uurtje of wat. De Bushmen waren nomaden, omdat ze leefden van de jacht en hun prooien zich steeds verplaatsten natuurlijk. Vandaar een eenvoudige hut die ook werd achtergelaten voor andere Bushmen. Of in het verleden voor de oudere mensen die niet meer konden lopen. Deze werden, net zoals bij de olifanten, achtergelaten met weliswaar wat voedsel en water, maar uiteindelijk om te sterven.

De volgende dagen brengen we door met het verkennen van het bos. We volgen een groepje mannen en vrouwen die met kleine stapjes een razende snelheid in het mulle zand ontwikkelen. We zijn op zoek naar bepaalde bomen voor, wat later blijkt, een boog, een pijlenkoker met pijlen en hout om vuur te maken. Ze hebben een [Multitool] dat eruit ziet als een bijl met een, zelfgemaakte ijzeren hakdeel. Dit deel kan vertikaal en horizontaal worden gebruikt, heel inventief. Daarnaast wordt het als knuppel gebruikt om dieren de genadeklap te geven en gelijk, is dat niet bijzonder, als pijp. Ze roken collectief dat het een lust is. Hoe ouder, hoe meer ze roken. Omdat ze de pijp doorgeven aan elkaar zijn wij in het gezelschap van een collectief verkouden, snotbellen producerende, rochelende groep, die ondanks dat toch plezier heeft. Een deel van onze genees- en verbandmiddelen laten we hier dan ook in vertrouwen achter.
Het zoeken blijkt geen sinecure, het zonnetje brandt, we graven naar wortels onder een boom, om vervolgens te horen dat de wortel te krom is, te beschadigd, te dun en weten wij veel. Uiteindelijk vinden we 3 wortels die uitgegraven worden en meegenomen. En passant wordt er hout voor het vuur maken gespot (zo licht als een veertje) en wordt er wat gemompeld over baggah (de hash van de Bushmen). De oren van Trui krijgen meteen rode randjes natuurlijk.

De avond wordt gevuld met verhalen vertellen. Over  de jacht van hun voorouders, de importantie van de leeuw, over de dood en over de sterren. Elke avond vertellen de sterren of de jacht wel of niet succesvol gaat worden. Heerlijk. Het meest opmerkelijke verhaal ging over het ontstaan van de eerste mensen. Die waren, volgens de Bushmen, natuurlijk wit. Meteen daarna gingen de witte mensen zich wassen en in dat vuile water van de blanken ontstonden de eerste donkere mensen, de Bushmen. Hmnn aan zo’n verhaal valt veel te ontlenen, wij laten het er maar bij, luid lachend dat iedereen die geboren wordt, ook de donkerste neger, de eerste uren wit is.
Wij vertellen één verhaal van ons aan de twee vertellers en horen de volgende dag dat er heftig over gediscussieerd is. Blauwbaard, heerlijk om dat verhaal in het Engels te vertellen en vertaalt te horen worden in het Bushmen, compleet met die prachtige, voor ons onnavolgbare kliks in hun woorden. De nachten zijn koud, onze verhalenvertellers hebben hun traditionele dieren-stringetjes gecompleteerd met een muts en een dikke trui. Ze hoesten en rochelen dat het een lust is, je kunt zien dat ze last hebben van de kou. Het is immers een graad of 12-15 als de zon onder gaat, de herfst heeft zijn intrede gedaan. Overdag is het een heerlijke 25+ graden, voor ons Hollanders een feest.

De laatste dag is voor de jacht. Ik krijg een boog (op Bushmen-maat in mijn handen een kinderboogje) en we sluipen een jonge antiloop tegemoet. We letten of de wind onze geur niet verraad (die van de Bushmen is trouwens héél erg penetrant) en met onze mini-boogjes en mini-pijltjes sluipen we op de prooi af. Nou ja, zelfs na 6 pijlen, komen die van mij niet verder dan in een achterpoot. De antiloop is van gras, dus de schade valt mee.
Om onze prooi te vieren krijgen we een drietal dansen te zien. Mijn haren staan rechtovereind bij die prachtige schelle stemmen van oma, die we inmiddels heel goed kennen. Zij leidt de dans en de muziek in, zij verandert het tempo, zij is geweldig. Elke keer als ik wordt verrast door die vocale Afrikaanse muziek, komen bij mij de tranen in de ogen. Het is misschien anders dan ‘thuiskomen’, maar het is een emotionele herkenning. Ik baad me in vriendschap, in muziek en dans. Maar ik mis ze nu al.

Er worden lieve woorden gesproken. Ook door ons ‘we spreken de wens uit dat de kinderen van onze kinderen met de kinderen van jullie kinderen, dezelfde warmte mogen voelen als wij hebben gevoeld. Onze dank is groot en we vergeten jullie nimmer.’ We tellen 12 kliks in de vertaling.

Hun toekomst is niet hoopvol. Dit Levende Museum heeft een educatieve waarde, heel goed om ons ervan te doordringen welke kennis we al kwijt zijn. Maar de Bushmen mogen niet meer jagen, kunnen daardoor niet meer als nomaden leven. Hun aantal neemt af, in feite is de wereld bezig zijn voorouders te vermoorden. Triest. Maar daarvan is niets te merken als ik dit zit te schrijven. Blote jongetjes vermaken zich kostelijk in het zand met allerlei spelletjes. Ze lachen dat het een lust is. Met die lach in ons hart nemen we toch een beetje triest afscheid van opnieuw een hoogtepunt.