Image Alt

Verhalen

Namibië, wat is dat voor een land?

Onze voornaamste manier een land te ontdekken, om een indruk te krijgen en vooral geen oordeel te vormen, is het praten met de mensen. We zijn nu ruim 2 weken in dit prachtige land en vallen nog steeds van de ene verbazing in de andere. Nergens hebben we zoveel natuur gezien, woeste offroad tracks, huizenhoge golven van de Atlantic, duinen en eindeloze woestijnen, maar allemaal van een zekere ‘hardheid’. De lieflijkheid in de natuur, zoals in Zuid Afrika is hier harder. We zijn inmiddels in Swartkopmund aangekomen, direct aan de oceaan en in deze zéér toeristische plaats krijgen we dan ook meteen het ‘Scheveningen gevoel’.

Er is een buitengewoon moderne, stijlvolle architectuur aan de kust. Huizengroepen die zich onderscheiden in hun pracht en praal vormen kostbare wijken, geheel bemand en bevrouwd door blanken. De zwarten zie je om de huizen scharrelen als schoonmakers, tuinlui of als bewakers. Alles tot in de puntjes verzorgd natuurlijk in deze wijken. Huizenprijzen variëren van € 300.00 tot € 1.500.000, waar je voor het eerste bedrag een mooie villa hebt met maar 2 garages en 2 badkamers en voor het hoge bedrag iets van 12 kamers, 6 badkamers en 6 garages. Het is van een on-afrikaanse echtheid. Zo lijkt het.

Het enorme land wordt bevolkt door 2,5 miljoen mensen, zeg maar onze Randstad, met een werkeloosheid van 30% en een besmettingspercentage voor HIV van 20%, wat door ieder pertinent wordt ontkend. De voertaal is Duits (onder de blanken) en alle producten worden ook gewoon vanuit Duitsland geïmporteerd blijkt. Onze wetties komen écht uit Hannover, de Tort und Küchen is hier in de twee bekendste steden, steeds op de hoek te koop. Er zijn legio Biergarten en de namen van huizen gaan van Köning Wilhelm tot en met Frieden Platz. We spraken eerder dat we onze ziel achter lieten als we te snel door landen fietsten, maar mijn zieltje lijkt gewoon niet te kunnen landen in dit toch prachtige deel van Afrika. Ik ben niet in Duitsland en ook niet in Afrika, zo lijkt het.

De blanken die we spreken beschouwen zichzelf écht als de reddende engel van dit land, het gevoel van übermenschen, hoe vreselijk ook, dringt zich op. De zwarte hulpen in de huishouding worden lachwekkend als hamsters betiteld, de mannen die aan het sjouwen zijn worden zonder schaamte kolenzakken genoemd. De blanken hier hebben allemaal een mening over Zuid Afrika: gevaarlijk, levensgevaarlijk. Geen vrijheid rondom je huis, alleen als er hoogspanningsdraden op de hoge muren kunnen worden geplaatst. Hier zie je lage muurtjes, fietsen in de tuin en de was gewoon op de waslijn. In ZA blijkt dat, en we hebben dat ook zelf ervaren, onmogelijk. Maar toch, iets kriebelt er als we nu de kust bereiken en ons veelal omringen met blanken.

We begrijpen het argument veiligheid, we zien zelf de enorme stukken land die onbebouwd zijn (en deels ook onbebouwbaar door het alom aanwezige zout), maar die kriebel onder de huid krijgen we niet verklaard. Zijn het de grote stenen en houten adelaars die we rondom de huizen zien? De als grappig bedoelde bordjes ‘Deutsch Schutzgebied’ in een café? Is het hun zo duidelijk uitgesproken apartheidsbeginsel, terwijl er geen wet tegen apartheid is? We weten het nog niet. We hebben nog 12 dagen voor ons visum verloopt en willen dieper graven.

We hebben nu, als ik dit schrijf, nog 7 dagen te gaan voor we dit mooie natuurlijke land moeten verlaten. We hebben met zwarten gesproken, veel Bushmen en Nama. We zien de lichter gekleurde zwarten als een nieuwe kleur ontstaan, tussen zwart en wit in, zeg maar een soort ‘niet kleur’ grijs. Immers, uit gesprekken merken we dat ze noch bij de ene, noch bij de andere stam behoren. Mensen met één blanke ouder zijn niet zwart, niet wit, blijken nergens toe te behoren. De meeste mensen die wij spreken hebben geen werk, logisch, dat zijn de mensen die wij op straat al lummelend tegen komen. Ze lijken bereid alles aan te pakken, maar hebben vooral honger. Onze 10 kg pasta’s hebben we inmiddels uitgegeven, geld geven we niet, dus wat overblijft is onze aandacht en een oprecht gemeende glimlach.

We spreken een blank stel, 4e generatie in Namibië, die een camping runnen. Broerlief woont ook op het terrein (10.000 acres bare land) en runt de boerderij. Zij de camping waar wij als enige gast die heldere, koude nacht staan. Koud omdat we hoog zitten, omdat de herfst in vol ornaat is aangetreden. De nachttemperatuur horen we (onze thermometer hebben we om principiële redenen uit het raam gegooid) zal niet hoger worden dan 2 graden. Dit stel is tevreden, ze zijn rondom de 70 jaar en hebben hun huis zelf gebouwd met stenen uit het gebergte om zich heen. Hij heeft zo hard gesjouwd dat, toen zijn rijbewijs moest worden verlengd, dit niet kon omdat zijn vingerafdrukken niet konden worden vergeleken met die van 10 jaar daarvoor; door het harde werken had deze man gewoon geen vingerafdruk meer!
‘De dokter is op 150 km gravelroad afstand en geloof maar niet dat deze op huisbezoek komt. Hier ben je ziek en dat los je zelf op. Lukt dat niet, dan is het je tijd en ga je gewoon lekker dood.’ Hij vertelt het oprecht gemeend, met een vleugje zelfspot.
Zij waren tevreden over Namibië, het land was goed voor hen vertelden ze, maar of het hun ‘thuisland’ was? Deze gemengde gevoelens verspreiden zich steeds in de gesprekken die wij met de blanke Namibiërs hebben. Is het in dit, ook weer gekoloniseerde land, nu nog onmogelijk voor deze generatie zich te herkennen in Hun Thuisland? Is het de schaamte over wat hun voorouders hier hebben uitgespookt? Is het simpelweg het niet erkennen van de zwarte als medebewoner van hun Heimat?