Image Alt

Verhalen

Ethiopië, naar Tim & Kim

We hadden de GPS gewoon uitstaan, na de ochtendmededeling dat we nog 300 km naar de volgende afslag moesten. Reden dan ook onvermoed zowat door de douanepost. Luid gebarende mensen maakten ons duidelijk dat we nog een paar loketjes moesten bezoeken. Aan de Soedanese kant komen twee [voorlichters] me [helpen], doe ik fout. Heb ik ze toch aan m’n broek hangen terwijl ik het zelf ook wel uit kan vinden L.  Kost onnodig geld en ik betrap me op mijn dilettantisch gedrag.

De vriendelijke douaneman aan de Ethiopische grens zegt nonchalant dat de hitte over 100 km wel voorbij zal zijn. Het klinkt zo ongeloofwaardig, zo [niet-van-deze-reis] dat we het als een fabeltje afdoen. Soedan, weten we is arm, Ethiopië is nog armer volgens onze informatie. We zijn zonder verwachting, zoals we ons op deze hele reis hebben voorgenomen, maar laten het zand met plezier achter ons bij de grens.

Het landschap kleurt van groen naar groener. Het gaat van vlak naar heuvelachtig, van heuvelachtig naar bergachtig. De vierkante huisjes van Soedan maken, op de grens, plaats voor de ronde bouwsels, de rondavels met hun typische grasdaken. Binnen een mum van tijd stijgen we van het Soedanees zeeniveau naar 300 meter, naar 1000 meter en zelfs naar 2400 meter. De temperatuur wordt, mede daardoor, zeer aangenaam. Voor het eerst in 5 weken voelen we een ‘verkoelende’ wind langs de truck waaien, een verademing.

Zoals gezegd hadden we een plaatsnaam ingetoetst en zaten we minder oplettend dan gebruikelijk (we waren al om 05.45 vertrokken om optimaal te profiteren van de koelte) en werden verrast door een bordje met [Tim & Kim]. We hadden hiervan gehoord van andere overlanders en het stond zeker op ons programma, dus, waarom niet de route daarnaar aangepast? Nou, dat hebben we geweten. We schatten in dat er nog 100 km te gaan was, en dat we nog twee uur de tijd hadden voor zonsondergang.
We leven eigenlijk 0% met de klok, we leven met de zonopkomst en ondergang. Maar in Ethiopië is wel een bijzondere tijdzone. Men start bij zonsopkomst en noemt dat 1 uur, zeg even dat onze 06.00 hun 01.00 is. Dan loopt dat door tot de lunch, zes uur later. Dat is hun 06.00 uur, onze 12.00 uur. Dan begint de tijd weer met 01.00 uur en dat gaat zo door tot middernacht. Ze verdelen hun dag dus in 4 delen van 6 uur. Daarnaast is hun jaartelling 8 jaar achter die van ons, dus we leven nu in het jaar 2004 en ik ben ineens weer acht jaar jonger.

Goed we waren dus onderweg naar Tim & Kim, we schatten in nog twee uur voor zonsondergang en 100 km te gaan. Normaliter maken we zo’n 50 km per uur netto, dus no problemo. Nondeju, wat hebben we afgezien. De weg wordt ineens [verhard zonder asfalt], harde ribbels die alles in je lijf laten vibreren. We horen een ernstig rammelend geluid in de truck ook. Check op schokbrekers, banden, veerpakket levert niets op. Trui, al rijdend met haar hoofd uit de geschutskoepel om de koffers te checken, levert niets op. Ineens is het geluid 100% weg, dus zo ernstig zal het wel niet zijn, maar ik verzeker je, het rijdt gewoon niet lekker. De weg is zo slecht, de hoeveelheid vee op de weg enorm (de veehoeders die de koeien bij iedereen ophalen en daarvoor 1 Birr per week krijgen zijn eigenlijk altijd rond zonsondergang op de wegen te vinden), zodat we langzamer rijden dan gepland. We komen door een dorpje met de naam [Tim & Kim Village] en vermoeden, geheel fout overigens, dat we er al zijn. Een onooglijk klein bordje wordt dramatisch aangelicht door onze mega-lampenset boven op de auto. (waarvoor dank aan William). We rijden al door een smal straatje, het is al lekker donker, er rennen kinderen hard gillend naast onze truck ‘money-money-money’ en we geloven steeds minder dat die bordjes ons naar die lodge zouden kunnen brengen. We rijden rakelings langs de zinken, golfplaten daken, zien geen enkel spoor van eerdere auto’s en het enige zicht dat we hebben is een berg omhoog en een hobbelige, kronkelige weg.

Dit zijn de momenten, we zijn al 12 uur aan het sturen, waar het op aan komt. Maak je nu een fout, stuur je niet zorgvuldig, dan rij je grote materiële schade, om nog maar te zwijgen wat er gebeurd als er zo’n gillend ‘money’ kind onder je wielen komt. We maken onmogelijke draaien en zien in de verte gelukkig een staketsel van zinken daken, wat ergens op lijkt. Zelfs een reusachtige poort markeert het einde van de doorgaande weg. Daar moet het zijn, daar vinden we een plek waar we overlanders over hebben gehoord. Het is inmiddels niet meer een beetje donker, maar pikkedonker. En, ramp, de poort is dicht de lichten onder die vermeende gastvrije daken zijn uit. Er is niets, alleen maar krekels en donkerte.

Toch is die eenzaamheid, die leegte van het landschap alleen maar in onze ogen de werkelijkheid. Overal waar je bent, en je ziet het niet, zijn mensen. Wordt je als het ware in de smiezen gehouden, of anders gezegd, bewaakt, door mensen. In feite voel je je alleen, maar ben je dat écht niet. Er springen 4 mannen uit de struiken, zo zwart als roet met een enorme, vriendelijke grijns. Ze wijzen ergens de bosjes in en verder omhoog. Zouden zijn weten waarnaar we op zoek zijn? Blijkbaar! Ik nodig één van de kerels uit in de cabine, manoeuvreer met de achteruitkijk camera op de millimeter om een 180 graden draai te maken op een veel te klein stukje en daar gaan we de de struiken in. De lampen schijnen een enorme hoeveelheid licht uit maar komen niet door de struiken heen. Een beetje op de tast sukkelen we voort, volgen we de instructies van, wat later de bewaker van de compound blijkt, onze passagier.

Na een paar heikele kilometertjes door de struiken zien we de kids Tom & Fleur enthousiast staan wuiven, zien we de verheugde gezichten van Marcel en Marga en worden we warm onthaald door de NL Tim & Kim. Pfft, dit was een griezelig onderdeel, om uiteindelijk uit te komen in een paradijselijke omgeving.