Image Alt

Verhalen

Gevangenis verhaal

Mijn cel.
Het is niet meer ‘de’ cel, het is ‘mijn’ cel. Simpel. Ik bewoon deze plek nu al vanaf vrijdag, het is nu bijna maandag en ik heb deze vuile, betonnen bunker eigenhandig schoon gemaakt. Schone emmer met zeepsop, grote mop, en een harde bezem. Ik geef toe, ik heb er om moeten smeken, heb tweemaal een toezegging gehad, maar verdikke, ik heb geboend dat het een lust was.

De analyse van de restanten van vorige bewoners is interessant wellicht. Het grootste deel is stof van de paardendekens, sommige dekens stammen ongetwijfeld nog uit de oorlog en dragen de sporen van generaties. Maar de overige restanten op de vloer en de muren zijn bloed (smerige roodbruine strepen), ontlasting (urine en poep) en veel, heel veel stukjes ongedefinieerde, flexibele, op plastic lijkende ‘plukjes’. Na het uit elkaar gepeuterd te hebben, het maakt immers een aanzienlijk deel van mijn cel uit, kies ik toch voor neuspropjes, oud snot, lekker neusgepeuter.

Terug naar de grote schoonmaak, koud water (helaas) zeepsop en gereedschap maakten dat ik voor het eerst in werkelijk járen, zo’n anderhalf uur in de weer ben geweest met het boenen van vloeren en muren. Het toilet (een onverwoestbare rvs bak) bleek de grootste uitdaging. Als je zou gaan zitten (alleen in noodgevallen) zit er op positie vijf uur en half elf een poeprestant dat nogal hardnekkig blijkt. Eerder met een lucifer die ik gevonden had, heel voorzichtig gekrabd, maar het lijkt wel ingevreten. Nu in de aanval met sop en mop en verdomd, het gaat er niet van af. Omdat de geur niet uitnodigend is, ben ik maar kort boven de bril geweest voor een snelle visuele inspectie. Het is stront, maar dan van een hardnekkige soort, alleen staalwol zou helpen. Dus gewoon laten zitten en voorzichtig gaan zitten als de nood te hoog wordt. De ruimte meet 5 stappen in de lengte en 4 in de breedte, eigenlijk best luxe. Met wat gehannes had ik een matrasje gevonden van 3 cm dik van een ongure plasticsoort, had ik de afgelopen dagen steeds dekens gepikt en had ik zodoende een zo schoon mogelijke cel, een matrasje en vijf dekens. Kortom, het was Mijn Cel. Je kon zelfs het zeepsop even ruiken. Heerlijk.

Het is dan ook lastig als je bezoek krijgt. Op zaterdagavond komen twee mannen binnen die nogal agressief zijn naar de agenten. Eén man krijgt een portie pepperspray die in de hele cel blijft hangen (daar gaat mijn citroengeurtje), de andere man duwt en trekt voor zijn leven. Ik lig al lang niet meer op mijn matrasje, maar zoek een plaats op de achterste rij. De mannen heten Gert (dat maakt meteen een band) en Jan, respectievelijk 45 en 22 jaar oud, vader en zoon kom ik de volgende dag achter. Maar die kennismaking de volgende dag ging vooraf aan een pittige stoeipartij diezelfde nacht nog. Het is inmiddels 02.00 of 04.00 (je hebt geen enkel besef van tijd en al het horlogewerk wordt ingenomen, evenals schoenveters, ballpoints, riemen, telefoons en laptops), maar ergens in die nacht opperen vader en zoon de lichtbak van het plafond te schoppen. Dit licht blijft namelijk 24/7 branden, volgens mij niet voor de gezelligheid, maar ok. Zoon geeft vader een knietje en vader schopt dat het een lol is. ‘Niet in Mijn Cel’ roep ik iets te hard en ga me bemoeien met de nu nog zuivere, maar best al volle cel. Ik duw wat speels, zodat pa naar beneden moet springen, roep dingen als dat we allemaal familie zijn en ik krijg in 30 seconden meer f-woorden te horen dan ooit in mijn leven. Het duwen en trekken begint met als nadeel voor vader en zoon dat ze beiden zo dronken zijn als een tor. Uiteindelijk liggen de twee luid vloekend op hun matje en bedenk ik dat het een goede ruil zou zijn als ik 2 van mijn 5 dekens aan hun geef. In gooi die dekens over ze heen, hou de meest drukke vader er mee op de grond, roepend ‘nu zie je ook geen licht meer, ga slapen ouwe gek…’ en het gemurmel wordt minder. Alcohol neemt mijn zware taak over en pa snurkt hele bossen weg terwijl ik een beetje lachend concludeer dat naïeve mensen zoals ik altijd in het voordeel lijken. Immers als ik beter had na willen denken, was ik hun slachtoffer geweest in een cel waar niemand, echt helemaal niemand komt kijken van een beetje meer lawaai. Naïviteit heeft zoveel voordelen zoals nu ook weer blijkt!

Mijn cel is nu een stuk kleiner geworden. Beide heren lijken de f-woorden als smeermiddel te gebruiken, spugen na elke volzin en de cel is weer in haar oorspronkelijke staat. Smerig. De volgende ochtend, de heren weten zich weinig meer te herinneren gelukkig, hoor ik dat zoonlief voor ‘drunken driving’ is gearresteerd. Onbegrijpelijk vindt hij, toegestaan is 0,2% en hij had maar 0,7% terwijl hij 12 biertjes en een beetje brandy op had. Hij vond zichzelf de kampioen, had de politiemeters verslagen en was best in zijn nopjes. Ik probeer het maar niet te begrijpen. Beide mannen zijn timmerman, en de zoon blijkt zowel Xshosa als Zulu vloeiend te spreken. Bijzonder, zijn houding naar de zwarten is eigenlijk best positief (als je de f-woorden wegdenkt) maar zijn gif was gericht op de colored people. Nou is een van de bewakers zo’n colored man en inderdaad, hij onderscheidde zich in alleen maar in het gebruik van f-woorden als ik vriendelijk vraag ‘mag ik u een vraag stellen’. Maar laat ik niet generaliseren en lekker deze tijd gebruiken om te schrijven. Ik heb van een aardige bewaker mijn laptop in de cel gekregen, zogenaamd om de rechtszaak van morgen voor te bereiden. Het is nu zondagavond 19.30 en ik ben vol online tot de batterij leeg is. Schrijven is voor mij een heilig moeten, zoals het naar het toilet gaan, dus ik schrijf omdat het moet, niet om jullie lastig te vallen 🙂

Over mijn cel, deel II
Feitelijk is het een studentenkamer. De afmetingen zijn zelfs groter dan menig studentenhonk. 48 m2, oftewel 600 voetstappen aaneengesloten achter elkaar. Ik doe die passen langzaam, voor mijn meditatie en zo snel mogelijk om warm te blijven. Deze studentenkamer heeft geen vloerbedekking, lege, betonnen wanden zonder posters, maar een even smerige douche en toilet als in de slechtste studentenhuizen die ik heb gezien. Ik tel 23 verschillende tralies voor raam en deur. Er is geen bed, een dun matje op de vloer met paardendekens. Er is geen verwarming, de wind tocht door de open gaten en de regen spat op m’n dekentjes. Er is 24/7 licht aan in deze cel, een dubbele TL balk van 120 cm die ook nog eens lekker knippert. Dat is even wennen. Ik slaap, wordt wakker, doe mijn push-ups, doe mijn meditatierondje stap voor stap rustig, ren dat als een dwaas zo hard ik kan mijn cel rond en ga dan uitrusten. Ik lees twee boeken die Truitje me aan heeft geraden, maar te moeilijk voor me zijn. 1. Born in Afrika van Martin Meredith, een antropologische haarkloverij over de connectie aap en mens. 2. Ook Indaba, my children van Credo Mutwa, over de tribal history, legendes en religieuze verhalen in de overlevering. Geweldig verhaal over de Tree of Life, maar met uitzinnige moordpartijen door de geschiedenis heen. Een moedig man, maar niet mijn lectuur. Ik laat Trui dit soort boeken steeds samenvatten, dat bevalt mij, lui mens, beter.

Ik zing liever, maak er een dik half uur van om mijn geïmproviseerde muzikaliteit ten gehore te brengen in deze prachtige akoestische ruimte. Ik ben immers de vader van een muzikant en waar vind ik een publiek dat zo ‘geketend’ naar me luistert? Ze rammelen aan de tralies, ik vermoed iets te verstaan van ‘shut up, you f-idiot’ maar als naïeveling zie ik dat meer als een aanmoediging en gaat het volume zo luid dat ik alleen nog maar mezelf hoor.

Over andere geluiden.
Er is nooit rust in de mannenafdeling. Elke minuut wordt er aan tralies gerammeld hoor ik roepen. Vaak dezelfde stem, maar soms een van de andere gevangenen. Chief! We want coffee! Food! Let me out! En verder een rijke bloemlezing van F-words. Het is het geluid van de gevangenis, zelfs na een paar dagen wen je d’r aan, is het onderdeel van jezelf en herken je wanneer je moet luisteren. Bijvoorbeeld als er echt geknokt wordt, maar niets, helemaal niets kun je doen. Er luistert niemand naar ons, de bewakers komen soms elke 5 minuten, maar ook een paar uur niet. Niets lijkt hen in beweging te brengen.

Het licht.
Volgens mij rond een uurtje of 14.00 komt er een stukje zonlicht binnen. Vierkant, vol met tralies en het wordt steeds kleiner. Ik kan er anderhalf uur van genieten, voor het verdwijnt. Maar het is warm, het is een connectie met buiten, het is oprecht genieten.

Trui.
Zij zit in een andere cel, op de vrouwenafdeling in haar uppie, op een andere gang. 6 traliedeuren verwijdert van mij op de mannenafdeling. Er is feitelijk nauwelijks contact, als het heel stil is kan ik haar horen. Zo ook gister dat ik haar stem dacht te herkennen. Ze gilde als een speenvarken. Blijkt ze een show op te voeren omdat een bewaakster haar had beloofd dat ze voor warm water zou zorgen en dat natuurlijk niet deed. Staat Truitje in haar blootje onder een koude douche en dacht zo de aandacht te trekken. Er was niemand die haar leek te horen, het water bleef ijskoud. Net als mijn hart, want ik dacht de meest vreselijke dingen die haar aangedaan zouden kunnen worden, zoals je dagelijks in de krant kunt lezen hier over het leven in de gevangenis. Ik hoorde pas 16 uur later wat er was gebeurd. De colored guard gaf mij die avond aan: ‘Your wife is all right, f-off you’.

Over de kou.
Aan de kou wen je, zeker met de inmiddels verzamelde vijf dekens. Alleen je gezicht en je handen zijn koud. (ik typ dit in de cel en mijn vingers worden steeds stijver). De tocht is het meest lastig in de cel tijdens de nacht, deze blaast dwars door mijn dekenpak. Elke dag regent het een paar maal en die spetters komen ook op mijn dekens. Omdat het voorportaal van mijn cel aan de bovenzijde helemaal open is, klettert daar de regen met kracht naar beneden. Een afvoergoot, ook gebruikt voor ander ‘afval’ is een leerzame studie. Om de natte deken te drogen hang ik deze op de traliedeur van de cel, houdt deze ook de tocht een beetje tegen.

Over eten in drie dagen, tot en met zondagavond.
1x warm maismeel, best lekker, maar de suiker knarst je in de bek. Dit wordt op een stalen bord geserveerd met een grote, stalen lepel. Daarmee is ook het plafond van Mijn Cel bewerkt. Door boven op de toilet te staan en die lepel als hamer te gebruiken.
1x curry met rijst en kip, best lekker.
1x 2 boterhammen met jam, best lekker.
Maar tel je dit op, kom je niet aan de beloofde 3 maaltijden per dag. Je komt er in feite 7 tekort. Gek genoeg, je rekent nergens op. Het eerste voedsel kan om 11.00 komen, soms is er een avondmaal, maar vanavond zou er een avondmaal zijn en is er helemaal niets. Afijn, morgen is het voorbij (daar reken ik op) en ik vind het prima om nog wat af te vallen. Morgen vreet ik het er weer aan, beginnend met die heerlijke biltong (sam, voor jou neem ik een pak biltong mee).

Over de inscripties.
De nodige f-woorden, met verwijzing naar de politie, de bewakers en naar de hele wereld.
De nodige teksten met de vermelding ‘Tygan was here…’en talloze andere namen.
Aandoenlijk: I miss my daughter so much.
Give me my Legal right back.
Even this f-hard place is not f-strong enough for me.
One day, small fish will eat the big fish.
White’s stink.
I’am innocent.
Het knappe van deze inscripties in mijn cel is de wijze waarop ze zijn gemaakt. Alles wordt je afgenomen, sleutels, ballpoint, portefeuille, sigaretten. Maar toch hebben ze wat gevonden om lettertjes hun gevoelens mee te geven. De mens is onuitputtelijk creatief.

Over de eenzaamheid.
Over dit stukje gaat discussie komen, maar het zij zo. Eigenlijk bestaat eenzaamheid niet écht. Tenminste voor mij. In deze overvolle bajes waar iedereen gilt, krijst, een rap zingt, verlang ik eigenlijk naar die eenzaamheid zoals die op de vrouwenafdeling wel is, omdat Truitje daar alleen zit. Ja, het niet kunnen praten met je reisgezel geeft een eenzaamheidsgevoel. Gescheiden zijn van die trouwe maat die 11 maanden zo dichtbij is geweest. Dat maakt een eenzaamheidsgevoel, maar dat is niet precies wat het woord inhoudt, immers ik weet ze is op beperkte afstand. Haar niet kunnen aanraken doet me pijn, maakt me verdrietig, maar niet eenzaam.
Het uur dat je s’nachts wakker ligt, piekert dat het MIJN verantwoordelijkheid is dat Trui daar verder kou ligt te lijden. Dat is eenzaamheid, maar die slaap ik gelukkig weg, immers elke stap, elk besluit hebben we samen genomen. En toch heb ik de afgelopen week, met dat gejakker van die politieagent het gevoel gehad opgejaagd wild te zijn. Verlaten door zijn groep, aanbeland in een ander land zonder vrienden, zonder bekenden.

Over geen vrienden hebben.
Vrijdagochtend stopten we in Mossel Bay voor een galerie. Komt Ricus aanlopen, 1.90 lang en een open gezicht. Staat vol bewondering naar Bully te kijken en we raken kort in gesprek. Hij geeft zijn kaartje met de bemerking, ‘just in case’…..
Nog geen uur later blijk ik hem nodig te hebben. Mogen we na onze arrestatie de truck parkeren op zijn, omheinde terrein. Hij en zijn vrouw bezoeken ons de volgende dag, met een cadeautje voor de jarige Trui. De volgende dag komen ze weer. Dat bezoek van hun maakte zo’n indruk op ons, maakte ons zo emotioneel dat ons verblijf er zoveel meer draaglijk door werd. Het zet ons aan na te denken of wij ook gevangenen in Nijmegen kunnen bezoeken. Een avondje in de week of zo? Dit is zo’n weldaad hebben we kunnen ervaren!
Ricus legt ook nog even de juiste contacten met de goede advocaten voor ons. Na een gesprekje van 10 minuten moet je nagaan.
We kennen niet veel mensen maar als we iets hebben geleerd tijdens deze reis, dan is het dat er overal en altijd aardige mensen voor ons klaar staan.

Morgen worden we voorgeleid. De locale advocaat begeleidt ons. Iedereen is van mening dat onze casus uit hun verband is gerukt. Dat er sprake is van machtsmisbruik, van powerplay. Ik moet de rechtszaak voorbereiden en alle documenten staan op de laptop, de laptop is in de auto. We worden geboeid (Trui en ik aan elkaar) naar Bully gebracht. (zie foto) maar mag de zaak in Mijn Cel voorbereiden. Ik beloof niet on-line te gaan en moet het elektrasnoer inleveren ivm de voor de hand liggende zelfmoordneigingen die natuurlijk van mijn gezicht af te lezen zijn? Ik vind het heerlijk dit verhaal in alle rust te kunnen schrijven, om het met jullie te delen. Op de vraag aan Trui of zij haar e-mail samen met me wil lezen kwam een balstierig antwoord: liever ga ik naar Mijn Cel, jij bent veel te opgewonden door je laptopje. Nou ja, blijft een bijzonder mens die ik er ernstig van verdenk het helmaal niet erg te vinden om even een paar dagen alleen te zijn in een diepe rust.

Als afsluiting nog een kleintje:

 Gevangen in een gedichtje.

Hier is alleen maar eenzaamheid
voor de verloren zielen onder ons.
In deze gevangenis merk je een eenheid,
is het hun pijn die je hoort aan hun traliegebons.

Je hebt arrogante kwasten van bewakers,
ook zachte, open mensen zoals overal.
Gevangenen die echt alleen maar kwaken,
maar sommige die ik morgen achter laat mis ik nu al.

Het is Mijn Cel, mijn beschermde plek,
een nieuw en hard verworven recht.
Met moeite wil ik er vandaan, al klinkt dat gek,
maar zo denk ik er nu over, echt!

Natuurlijk wil ik mijn vrijheid terug,
nog genieten van 4 heerlijke weken.
Maar nu, lui liggend op mijn rug,
mijn enthousiasme voor reizen is écht niet geweken.

Morgen horen we wat de rechter beslist,
ons lot hebben we uit handen gegeven.
Deze ervaring heeft ons ook verrijkt, we hebben niets gemist,
dit was ook de moeite waard, want het was maar voor even.

Mosselbaay,
Policestation, cell-3