Image Alt

Verhalen

Olijvenhoutvuurtje

Zo’n zonovergoten dag, midden in de winter van Zuid Afrika. Een temperatuur waar de rechtgeaarde Afrikaner zich over verbaasd. Het is gewoon te warm, de bloesem ontknopt zich in de bomen, bloemen richten zich op, maar het is pas het begin van de winter, de kou zou nog moeten komen. ‘Gelukkig’ wordt er voor de komende dagen Grijs Nederlands Regenweer voorspeld. Gelukkig voor de natuur die ook hier, op z’n kop staat.

Soms komen we door dorpjes waar we niet goed van kunnen voelen wat het voor een bijzonderheid is, waar het bijzondere zich heeft verstopt, waar de aantrekkelijkheid te ontdekken valt. Prins Albert is zo’n dorp. In feite een lange straat, maar opmerkelijk genoeg, geen McDonald, KFC, geen uithangborden met de namen van de ons inmiddels bekende ketens. Een vijftal stoere eucalyptus bomen is het meest opvallende, reclame lijkt het voor de vergankelijkheid van de natuur, ze zijn oeroud, hun zachte hout voelt hard aan als ik mijn pijp er op uitklop.

We hebben er inmiddels behoorlijk de pee over in, om steeds op nietszeggende campings te overnachten. Door leuke gesprekken met voorbijgangers vinden we eigenlijk altijd een alternatieve plek, in dit geval een olijvenboomgaard, gerund door Jan. We keuren zijn waar, kopen voor € 5,00 twee potten van zijn ziel en zaligheid en vragen bij het afrekenen (inmiddels is dit een soort strategie van ons beiden geworden, om het juiste moment af te wachten), vragen of er een plekje in zijn boomgaard is waar we kunnen overnachten. Zijn boomgaard is 10 x 10 km, dus een plekje was snel gevonden.

De boomgaard was oud, grote en kleinere stukken prachtig olijvenhout liggen her en der verspreid. Het is nog vroeg, een uurtje of drie, dus we verzamelen zoveel hout als we nodig hebben. Ook ‘tumbleweeds’ die twijgen met het laatste dorre blad, dat zich tot een bol oprolt en je herkent van de vroegere westerns. Ze fikken als de hel zoals blijkt. Om vier uur gaat de fik d’r in en het brandt tot het zelfs voor Trui te laat wordt. Het hout is keihard, mijn zaag gaat er maar met moeite doorheen en takken van een metertje of drie branden mooi regelmatig op. Het is een fikkie van allure, op een verlaten plek, door niemand gestoord.

Onze ontdekking kwam de volgende ochtend. Een bergje as van 50 x 50 cm, een enkele niet opgebrande tak nodigde uit om verder te ontdekken. De warmte van de grijze as is onvoorstelbaar. Het had zelfs geregend, het regende nog, maar de as was zo warm dat je een boterham erin zou kunnen roosteren. (als je van as-boterhammen houdt). De nieuwe ontdekking was de temperatuur onder de as. Als we de aslaag wegveegden zagen we hete lucht ontsnappen uit die hete grond. Er ontstonden luchtgaatjes alsof er wormen wegkropen, gaatjes die de hete lucht lieten ontsnappen en dan dichtslibden. De hitte zat in de zuurstof die was opgeslagen in dat warme zand. De meeste lezers / kampeerders wisten dit al natuurlijk, voor ons was het nieuw.

We rijden weg in een milde sproei van regen. Onze grijze mat, zeg maar ons natuurlijk tapijt dat al die maanden voor onze truck ligt als we stoppen, is door-en-door nat. De tafel is nat, de bergen verstoppen zich achter de mist, het wordt een andere dag. We noemen het een ‘typisch Nederlands dagje’. We vermoeden dat lui zijn en lezen een belangrijk deel van de tijd zal vullen?